Vierpuntsophanging

De getroffen voertuigen

Voertuigen van de VW Group die behoren tot het zogenaamde B5-platform, zoals de Audi A4, A6, A8, VW Passat, Skoda Superb, Seat Exeo en andere, zijn uitgerust met vierpuntsophangingen. Het zijn assen met dubbele veerpoten die dankzij het afzonderlijke linkniveau de rijeigenschappen aanzienlijk verbeteren. Als onderdelen worden vervangen of zelfs maar worden losgemaakt, moet ook de toespoorcurve worden gemeten en waar nodig worden aangepast. Het belangrijkste kenmerk van de vierpuntsophanging is de hogere plaatsing van de stuurinrichting met zeer korte trekstangen. Dankzij dit ontwerp ontstaat er een gedefinieerd toespoor wanneer de as samendrukt of terugveert. Als de wielophanging samenperst bij het remmen of terugveert bij het accelereren, verandert de spoorbreedte afhankelijk van het compressie- of reboundpad. De resulterende spoorwaarden staan bekend als de toespoorcurve.

Als deze correct is ingesteld, neemt het toespoor toe tijdens het terugveren, d.w.z. bij accelereren, wat het voertuig stabiliseert. Tijdens compressie, d.w.z. tijdens het remmen, neemt het toespoor toe en wordt het remvermogen ondersteund. Als de toespoorcurve verkeerd is ingesteld, breekt het voertuig weg tijdens accelereren en wordt het instabiel. Tijdens het remmen trekt het voertuig naar één kant ondanks een gelijkmatig remeffect.

Vastdraaien van de klemschroef op de draagarm om de trekstangverbinding vast te zetten

Wanneer de toespoorcurve moet worden gecontroleerd

Alexander Erhart, technisch ingenieur bij ZF Aftermarket, verwijst naar gevallen waarin de toespoorcurve moet worden gecontroleerd:

  • Als asonderdelen en/of de carrosserie beschadigd zijn bij een ongeval.
  • Als er een klacht wordt ingediend over het trekken van het stuur bij het rijden over hobbels of tijdens het remmen.
  • Als onderdelen van de vooras zoals wiellagerhuis, stuurinrichting, asdrager, trekstang, geleidearm enz. verwijderd en gemonteerd zijn of als er slijtage op deze chassisonderdelen aanwezig is.
  • Als de bedieningsarmen of de trekstang worden losgemaakt.

Handleiding

Hoe de controle uitvoeren
Plaatsing van de cilinder van de V.A.G. 1925 afstandsmeter op de asdrager van de vooras van het voertuig

De vooras moet omhoog worden gebracht om het toespoor te controleren of in te stellen. Hiervoor is de V.A.G 1925 afstandsmeter nodig voor het chassis en de V.A.G 1925/1 tot /6 adapters, afhankelijk van het voertuig en het hijsplatform.

Beide draadspindels worden zover losgedraaid dat ze nog net contact maken met de voorste schroeven van het assenstel. Hierdoor mag het voertuig nog niet opgetild worden. Het bevindt zich in de beginstand (onbelaste stand B1).

De aslift wordt nu op het voorste krikpunt geplaatst en het voertuig wordt ongeveer 60 millimeter opgetild (positie B2). Vervolgens wordt de cilinder uit de draadspil gereden en moet u ervoor zorgen dat de bevestigingsbouten zich op de juiste plaats bevinden en goed vastzitten.

Om de instelling uit te voeren, draait u de klemschroef maat 16 los, draait u de stelschroef vier millimeter uit en duwt u de trekstangverbinding zo ver mogelijk naar beneden. Draai nu de stelschroef in totdat de nominale waarde is bereikt. Controleer na het aandraaien van de klemschroef met 45 Nm de waarde nogmaals en draai de stelschroef vast met 7 Nm.

Dubbeldraagarmas in VW-voertuigen van het zogenaamde B5-platform

Het voertuig kan nu weer zakken en de draadspil kan worden afgewikkeld. De uitlijnindicator controleert nu nogmaals de toespoorcurve. Als de gemeten waarden tijdens de tweede controle binnen de tolerantie van de controlewaarde liggen, is de instelling OK. Als de gemeten waarden buiten de controlewaarde vallen, moet positie B2 (+60 mm) opnieuw worden ingesteld.

ZF Aftermarket assortiment

Ontdek het volledige assortiment stuurcomponenten in onze productcatalogus.